Historiek Sinds haar oprichting wenste de Sint-Paulusparochie van meet af aan te voorzien in een orgel.
Pas in 1926 kon echter een eerste voorlopig orgel aangekocht worden. Het ging om een pneumatisch Kerkhoff-orgel, afkomstig uit een Luikse bioscoop die afgebroken diende te worden. Dat orgel werd voorlopig in de kerk opgeslagen, alvorens naar de galerij van de nieuwe kerk getransporteerd en daar gemonteerd te worden.
Het werk werd in 1943 toevertrouwd aan de orgelbouwer Louis Lemercinier uit Jambes.
Het orgel, dat nooit een kast heeft gekregen, leverde goede diensten tot het einde van de jaren ’70, waarna het van waterschade te lijden had en de windladen door wormen beschadigd werden.
Een parochiaan, mijnheer Luc Ceulemans, geholpen door de organist Michel Vandenbossche, heeft de balgen van de notentractuur van het hoofdwerk vervangen en nog een aantal noodreparaties uitgevoerd. Vervolgens is orgelbouwer Georges Delmotte het instrument opnieuw komen stemmen.
Zo heeft het orgel na die ingrepen nog een tiental jaar min of meer bevredigend gewerkt.
Na een versnelde toename van de problemen in de jaren 1990, heeft de hoogbejaarde heer Ceulemans nog eens de moed gevonden om het orgel opnieuw onder handen te nemen.
Helaas voor hem was hij niet opgewassen tegen een dergelijke grote onderneming en is hij gestorven alvorens hij tot een bepaald resultaat was kunnen komen. Al bij al een orgelverhaal met een droevig einde...
Hieronder de samenstelling van het instrument:
Hoofdwerk (56 noten)
Bourdon 16
Principaal 8
Bourdon harmonique 8
Eoline 8
Prestant 4
Octavin 2
Fourniture
Trompet 8
Zwelwerk (56 noten)
Open fluit 8
Nachthoorn 8
Salicionaal 8
Voix céleste 8
Echofluit 4
Fagot-hobo 8
Pedaal (30 noten)
Subbas 16
Octaaf 8
Basoctaaf 8
Speelhulp (pedalen met inhaaksysteem)
H.W. /Pedaal
Rec./Pedaal.
Rec./H.W.
H.W. superoctaaf
Tremolo Reciet
3 combinaties “à volonté”: piano, forte, tutti
Zwelpedaal reciet (balanstrede)
Algemeen crescendo (balanstrede)
Enkele bijzonderheden:
De Fourniture was in werkelijkheid een progressieve cornet 3 tot 4 sterk:
Do3: 4, 2 2/3, 2, 1 3/5
Do1: 2 2/3, 2, 1 3/5
De 2’-rij was afzonderlijk beschikbaar onder de naam octavin.
De eoline was een vrij brede strijker, waarvan het corpus verlengd werd door een breder gemaakt opzetstuk.
Nogal wat pijpen waren gekropt, vanwege de beperkte hoogte in de bioscoop.
Dit orgel werd door orgelbouwer Schumacher in december 2000 gedemonteerd om plaats te maken voor het nieuwe orgel. De nog bruikbare onderdelen werden door de orgelbouwer gerecupereerd. Eerder al hadden bepaalde registers van het orgel elders een bestemming gevonden:
- De Fagot-Hobo in het orgel van de kerk van Onze-Lieve-Vrouw Boodschap in Elsene.
- De Eoline, de Voix céleste en het eerste octaaf van het Salicionaal werden aangekocht door de Heilige-Mariakerk in Schaarbeek om bij de toekomstige restauratie van het Kerkhoff-orgel de ontbrekende stemmen te vervangen.
- De Trompet werd overgenomen door de heer Lucien Derzelle voor het orgel van Morlanwelz.
* * *
Om weer over een instrument te beschikken met het oog op de muzikale begeleiding tijdens de liturgie, heeft de Sint-Paulusparochie tijdens de jaren 1980 een klein studieorgel gekocht, tweemanualig met pedaal, 7 registers en elektrische tractuur. Het instrument is van de hand van de niet zo bekende orgelbouwer André Rousseau. Het is een klein orgel zonder kast, met een vrijstaande speeltafel en het werd ondergebracht in het dwarsschip van de kerk.
Hieronder de samenstelling van het orgel:
Bourdon 8
Prestant 4
Fluit 4
Nazare (sic) 2 2/3
Doublet 2
Terts 1 3/5
Cimbaal 2 sterk
Alle registers zijn tegelijk beschikbaar op de twee manualen (56 noten) en op het pedaal (30 noten).
De registers worden ingeschakeld door middel van registerwippers voor wat de manualen betreft en voetknoppen voor het voetklavier.
Speelhulp (voetknoppen)
Tutti
Afsteller cymbalen
Afsteller nazare (sic) en terts
Vibrafoon (= tremolo)
Dit instrument werd eind 2001 verkocht aan de parochie van Ligne in Henegouwen.
* * *
In de loop van het jaar 1998, stond het Collège Saint-François-Xavier uit Verviers voor de opdracht om op korte termijn een koper te vinden voor het orgel van hun kerk die moest worden afgebroken.
Abbé Christian Tricot, pastoor van de Sint-Paulusparochie in Ukkel, geadviseerd door Léon Kerremans, deed na een bezoek aan het instrument het voorstel om de aankoop ervan te overwegen. Het demonteren van het orgel is gebeurd door orgelbouwerij Schumacher, begin mei 1998, net vóór de afbraak van de kerk.
Daarna werd het mogelijk de restauratie van het orgel en de installatie ervan in de Sint-Pauluskerk te overwegen.
Het orgel van het Collège Saint-François-Xavier in Verviers, gebouwd in 1873, is een van de eerste instrumenten die werden geleverd door het Brusselse huis Pierre Schyven.
De orgelkast, neogotisch van stijl, troonde in het midden van een origineel doksaal van twee verdiepingen, waar het dankzij het grote glasraam aan de ingang met een veelkleurig aureool werd omgeven.
De samenstelling van het orgel was als volgt:
Hoofdwerk (56 noten):
Bourdon 16
Principaal 8
Fluit 8
Bourdon 8
Gamba 8
Salicionaal 8
Voix céleste 8
Prestant 4
Fourniture 2 (sic)
Hoorn 16
Trompet 8
Fagot-hobo 8.
Klein klavier (56 noten) [transmissieregisters]:
Bourdon 16
Principaal 8
Fluit 8
Bourdon 8
Gamba 8
Salicionaal 8
Voix céleste 8
Prestant 4
Fourniture 2 (sic)
Hoorn 16
Trompet 8
Fagot-hobo 8.
Voetklavier (27 noten) [transmissieregisters]:
Subbas 16
Fluit 8
Speelhulp:
2 pedaalkoppels, combinatiestemmen van het H.W., tremolo, zwelpedaal.
De tractuur is volledig mechanisch.
De registers van het klein klavier en het pedaal zijn transmissies van stemmen van het groot klavier waarvoor een systeem van dubbele cancellen gebruikt werd. In totaal staan op de tweedelige windlade dus maar 12 reële registers.
Het hele orgel zit in een zwelkast, waarvan de jaloezieën zich achter de principaalpijpen bevinden.
in 1926-1927, op het ogenblik dat de kerk een schilderbeurt kreeg, is orgelbouwer Kerkhoff voor 3.000 francs overgegaan tot het schoonmaken en in orde zetten van het orgel. Over zijn werk was men echter niet zeer tevreden. In een brief van 25 februari 1929 wordt de onvrede als volgt verwoord: “Het orgel bevindt zich opnieuw in een treurige staat, niettegenstaande de renovatie van twee jaar geleden. Het fabrieksmerk op de speeltafel is een schande.”
Tot op vandaag zijn de sporen zichtbaar van de schroeven waarmee het plaatje ooit werd bevestigd.
Afgezien van die werken heeft het orgel in zijn lange bestaansgeschiedenis geen wijzigingen ondergaan, tenzij in 1972, het jaar waarin besloten werd om het te “vervolledigen”, zodat er ook oude muziek op zou kunnen gespeeld worden. De zorg voor de gewenste aanpassingen werd toevertrouwd aan orgelbouwerij Thomas uit Ster-Francorchamps.
De verbouwingen, hoe betwistbaar ook vanuit esthetisch standpunt, werden met zorg uitgevoerd en, zo werd gezegd, vanuit de bezorgdheid om het oorspronkelijke karakter van het instrument zo weinig mogelijk aan te tasten.
Twee stemmen (de hoorn 16 en de gamba 8) werden “opgeofferd” en een derde (de Fourniture) werd omgebouwd.
Op de plaats van die oude fourniture, kwam een nieuwe, “klassieke” Fourniture 3 sterk (bestaande uit een combinatie van nieuwe en oude pijpen, gerecupereerd van de oorspronkelijke stemmen).
Een 4-voets fluit heeft de plaats ingenomen van de gamba 8’.
Een sesquialter, bestaande uit de kwintrij 2 2/3 en een gedeelte van de tweevoets rij van de fourniture, aangevuld met voor het overige nieuwe pijpen, heeft een plaats gekregen op de pijpstok van de hoorn 16.
Drie registertrekkers zijn weggehaald, wellicht om te vermijden dat men zich bewust zou worden van de problemen veroorzaakt door bepaalde defecte kleppen voor de transmissies. Het pedaal voor het oproepen van het tongwerk werd ook verwijderd.
De nieuwe registers vermengden zich spijtig genoeg niet erg goed met de bestaande.
Toch bleef de sonoriteit van het geheel al bij al vrij merkwaardig, zeker wat betreft de grondstemmen.
Het orgel van de kerk van de Jezuïeten in Verviers was in die tijd nogal bekend dankzij de aanwezigheid van pater François Assenmacher (1866-1945), organist en componist.
* * *
Na de overname van het orgel en het demonteren ervan, moest alle aandacht gaan naar de renovatie en het opnieuw opstellen van het instrument in de Sint-Pauluskerk in Ukkel.
De keuze voor die werken viel op orgelbouwer Schumacher.
De oorspronkelijke idee bestond erin om het in de bestaande toestand opnieuw op te bouwen, dus mét de veranderingen van Thomas.
Al vrij snel werd echter ingezien dat dit niet echt een bevredigende oplossing kon garanderen.
Toen werd eraan gedacht voor de oorspronkelijke bouw van het orgel te kiezen. De fournituren kon vrij makkelijk gereconstrueerd worden, aangezien de meeste van de pijpen ervan nog bestonden.
Het Schyven-orgel van de Sint-Jozefskerk in La Louvière is sterk gelijkend aan dat waarmee we ons hier bezighouden en de fourniture van dat instrument is absoluut identiek.
Dat werd om die reden als model gebruikt bij de heropbouw.
De samenstelling ziet er als volgt uit:
Do3: 2, 2 2/3, 4
Do2: 2, 2, 2 2/3
Do1: 1 1/3, 2 , 2 2/3
of, om preciezer te zijn:
- rij 1: 2 2/3’ over de hele omvang van het klavier
De eerste do heeft als inscriptie “Quinte 3 Verviers”.
- rij 2: 2’ over de hele omvang van het klavier
Deze rij is afzonderlijk beschikbaar onder de naam flageolet 2 van het reciet.
- rij 3: 1 1/3’ op do 1; 2’ op do 2; 4’ vanaf de do 3.
De reconstructie van de hoorn 16 en de gamba 8 lag moeilijker aangezien die registers afgebroken waren.
De dolcefluit die in 1972 door Thomas geïnstalleerd werd in plaats van de Gamba 8 was in feite een hergebruikt register, de discant van een Bourdon 16 uit dezelfde bouwperiode als het orgel, aangevuld met pijpen die zo te zien afkomstig zouden kunnen zijn van een oude cornet.
Dat register van vrij wijde mensuur en geïntoneerd door middel van tandingen, integreert perfect in het geheel van de grondstemmen.
Bovendien waren er in de oorspronkelijke samenstelling, in tegenstelling tot andere vergelijkbare realisaties van Schyven, geen viervoetsregisters in het reciet, wat voor een onevenwicht zorgde.
Dat soort instrumenten had altijd een overblazende fluit van vier voet.
Na rijp beraad werd besloten om de 4-voets dolcefluit voorlopig te behouden.
In de magazijnen van orgelbouwer Schumacher bevond zich een Engelse Hoorn van Schyven, afkomstig uit het oude orgel van de Gesù-kerk in Brussel.
Dat register werd op de plaats geïnstalleerd van de oude 16-voets Hoorn (waarvan het eerste octaaf wellicht op 8’ stond).
Aangezien het eerste octaaf van dat gerecycleerde register verdwenen was, werd het op 4’ gezet en het laatste octaaf werd aangevuld door middel van labiaalpijpen.
Op die manier bereikte het orgel een samenstelling die erg dicht in de buurt kwam van de oorspronkelijke of in elk geval paste binnen de logica van die tijd.
De windkasten werden zorgvuldig gerestaureerd. Om problemen te vermijden met de verwarming op basis van hete lucht, werden telescopische hulzen toegevoegd.
De kleppen van de transmissieregisters werden vernieuwd.
Ook de grote balg werd volledig gerestaureerd.
Het mechaniek werd grondig gereviseerd, de roest van de wellenborden verwijderd en alle regelmoeren vervangen.
De orgelkast werd alleen maar schoongemaakt. De manualen, waarvan het ivoor hier en daar erg versleten was, werden gedeeltelijk opnieuw belegd met ivoor dat gerecupereerd kon worden van het oude orgel.
De bijzonder kwetsbare frontpijpen in gewalst tin werden zo goed als het ging in hun oorspronkelijke staat hersteld.
Tijdens de laatste weken van de werken, is men erachter gekomen dat de intonatie van de Trompet en de Fagot-Hobo aanzienlijk gewijzigd was, voornamelijk door Kerkhoff in 1926-1927.
Het bleek noodzakelijk om de corpora van tal van pijpen te verlengen in een poging om de oorspronkelijke sonoriteit terug te vinden. Helaas bleek het niet mogelijk om tot een definitief resultaat te komen vóór de datum van de inhuldiging van het orgel. Alleen een meer doorgedreven restauratie van die registers zou het mogelijk maken om hen de oorspronkelijke klank terug te bezorgen.
Voor het overige blijven er problemen bestaan in de windvoorziening van de discant van de hoogste stemmen.
Het einde van de werken werd op de volgende manieren luister bijgezet:
- de zegening van het orgel door kanunnik Etienne Van Billoen, tijdens de mis van Palmzondag, op 8 april 2001, met de parochiekoren en Elizabeth Thornburn op het orgel
- uitvoering van “Chemin de Croix, Chemin des Hommes”, muziek van Jan Leopold en tekst van Gaston Lecleir, met medewerking van René Valmoz, Martin Pots, Michel Huybrechts, het kerkkoor van het Heilig-Hart in Koekelberg onder leiding van J. Dehan en Jan Leopold op het orgel, op vrijdag 13 april 2001, om 15 u.
- Het inhuldigingsrecital door Léon Kerremans, op vrijdag 4 mei 2001 om 20 u.
WERKEN
Begindatum 1926
Einddatum 1927
Type werkzaamheden Groot onderhoud
Kerkhof Jean-Emile
Begindatum 1972
Type werkzaamheden Groot onderhoud en wijziging van de samenstelling
Naam van de orgelbouwer André Thomas
Begindatum 2000
Einddatum 2001
Type werkzaamheden Restauratie
Naam van de orgelbouwer Guido Schumacher
Naam van de auteur Kerremans Léon
DOCUMENTATIE
Type Artikel
Titel "Le Père François ASSENMACHER (1866-1945), organiste et compositeur au Collège Saint-François-Xavier de Verviers"
Auteur Kerremans Léon
Referenties L’Organiste, 30ème année, n°119, pp111-114
Type Artikel
Titel "Les orgues de l’église Saint-Paul à UCCLE"
Auteur Kerremans Léon
Referenties L’Organiste, 33ème année, n°129, pp3-8
Type Artikel
Titel "L’orgue SCHYVEN 1873 de l’église Saint-Paul à UCCLE"
Bijzonderheden Brochure, uitgegeven naar aanleiding van de inhuldiging van het gerestaureeerde orgel. Verkrijgbaar bij de Sint-Paulusparochie.